Niemand stond al die tijd te wachten...
Het
is bijna kerst, ik heb de ramen gesloten, de kachel aangezet, en laat
de lichtjes branden als stil protest. Want het is koud buiten, en het
wordt steeds kouder. Ik word niet meer verwarmd, maar moet van binnen
zoeken. Maar dan vermoed ik iets bij mijn deur te zijn en ontdek daar
een goede vriend. Het is gek om te beseffen dat die vriend al die
tijd daar al stond. Zo bezig en druk met die schaduwwereld rondom,
dat ik die vriend maar voor de deur liet staan. Hoe dom kun je zijn!
Die
vriend heeft geen naam, ik noem hem toch maar vriend, want je moet
ergens beginnen te noemen, ook al houdt het dan nooit op, maar die
vriend is niemand zoals de oude Griek al zei.
Als
oude bedelaar vermomd is hij ook wel gesignaleerd om te kijken hoe de
mensen van wie hij dacht te houden echt waren. Voor hem heb ik mijn
deur dus opengezet. Niemand heb ik verzocht binnen te komen.
Als
in een gebed nooit uitgesproken wil ik dat niemand binnen komt.
Niemand wil ik wezen, verstillen en samenvallen met niemand. Als een
duif die zachtjes neerstrijkt komt niemand binnen.
Het
is tijd, want het water staat tot aan de dijken. Stil maar aarde, we
zullen bedaren. We zullen het zuigen, praten, roepen, schreeuwen, dat
zullen we laten. Om niemands wil zullen wij dat doen, om tot niemand
te geraken, niemand toe te laten, niemand te zijn, zodat we allen tot
samenzijn geraken. Niemands nabijheid kunnen naken, en een lichtje in
de onmetelijke duisternis durven te zijn.
Niemand
heeft dit geschreven....
Geen opmerkingen:
Een reactie posten